Een op het eerste gezicht heel rustige straat, in de nabijheid van een uitgestrekt stuk bos. Een straat met diverse vrijstaande en twee onder een kap woningen. Hier woonden o.a. de familie Kessing, de familie Brand en de familie Van der Tol.
In 1939 trouwden de dochter van de familie Brand met de zoon van de familie Kessing. Getrouwd zijn is mooi maar je wilt ergens wonen en werken. Na verloop van korte tijd kreeg het jonge paar een “kot” toegewezen in Oost Souburg op Walcheren. Hij kreeg werk in een haastig uit de grond gestampte loods waar vliegtuigen werden gebouwd in Vlissingen.
In mei 1940 begon de oorlog met bombardementen op Middelburg en Vlissingen, waarbij ook het vliegveld en wat er bij hoorde doelwit was. Wat te doen? Ze besloten samen met nog een echtpaar op de fiets richting Driebergen te gaan. In die tijd waren hun ouders zeer bezorgd over hen en andere kinderen die niet thuis waren. “Wat gebeurde er met hen?” Via Biggekerke waar zij bij een boer konden overnachten trokken zij naar het oosten. Bij bijna alle boerderijen stonden bordjes met “vol” erop.
Onderweg naar Driebergen maakte ze veel me. Onderdak vinden viel vaak niet mee. Eten was schaars.
Na dagen onderweg te zijn geweest naar Driebergen, een behoorlijk vermoeiende bezigheid, gaf het weerzien met hun ouders gaf hen kracht om de tocht te volbrengen. De vreugde bij aankomst was groot.
In de daarop volgende tijd werd de druk van de Duitsers op de bevolking steeds sterker. Dit leidde ertoe dat ook het verzet groeide.
Op een dag bracht Van den Tol uit de Willem van Abcoudelaan de familie Klisser uit Amsterdam naar Driebergen. Vader en moeder
werden ondergebracht in een woning aan de Melvill van Carnbeelaan tegenover de Willem van Abcoudelaan. De oudste zoon Han werd ondergebracht bij de familie Kessing. De jongste zoon Leo verbleef in Rotterdam.
Tijdens het verblijf van Han kreeg de familie Kessing inkwartiering van Herman en Fritz, twee Poolse soldaten in dienst van het Duitse leger. Zij waren trouwe Bijbel lezers. Uit een gesprek dat volgde op de ontdekking door Herman van een afbeelding van Veronica met de lijkwade van Christus ontstond er in het gezin vertrouwen in beide soldaten. Deze vertelden dat ze wisten van de ondergedoken Han, maar dat ze dit nooit zouden vertellen. Ze vroegen mevrouw Kessing met hen mee te gaan naar de kerk in Zeist waar Duits werd gesproken. Mevrouw deed dat niet om verhalen hierover te voorkomen.
Bij het vertrek van Herman en Fritz om elders te worden ingezet namen zij hartelijk afscheid van de familie. De vrachtauto waarmee ze zouden vertrekken stond in de straat evenals een aantal hogeren in rang en andere soldaten. Eén van de twee trad uit het gelid en richtte zijn geweer omhoog, waarna hij drie saluut schoten loste als dankbetuiging aan de familie Kessing.
Kort daarna werden de ouders van Han verraden en voordat ze naar een ander adres konden opgepakt. Mevrouw Klisser werd naar ‘Hollandse Veer’ in Rotterdam gebracht voor verhoor. Op een of andere manier werd of was duidelijk dat zij een zoontje Leo had. Het gevolg was dat hij ook werd opgepakt. Leo werd samen met zijn moeder omgebracht in Auschwitz op 11 februari 1944. Zijn vader werd omgebracht in Midden Europa op 30 juni 1944.
Toen Han door de heer Keur werd gewaarschuwd dat zijn ouders werden opgepakt rende hij weg zonder dat iemand wist waarheen. Later bleek dat hij instructies had om in een dergelijk geval naar mevrouw Boogaard te gaan in de Lindenlaan. Hier vandaan werd hij naar andere onderduikadressen gebracht. In Amsterdam verbleef hij bij de familie Schuitemaker en De Waal. Hij woont thans in Nieuw Zeeland met vrouw en kinderen. Mevr. Kessing heeft hem nog teruggezien toen hij in Nederland was en haar uitnodigde naar Nieuw Zeeland te komen. Zij is daar een aantal weken geweest en werd spontaan opgenomen in de kennissenkring van Han.